Ik las vroeger graag de boeken van John Le Carré. De spionnen in zijn verhalen waren geen actiehelden met gadgets, maar moegetergde mannen in regenjassen die sigaretten rookten in mistige straten. Ze kenden de geur van natte archieven, het ritme van diplomatieke beleefdheden en de spanning van het moment waarop de waarheid gevaarlijk dichtbij kwam. Hun wereld was traag, berekend, persoonlijk. De vijand had een gezicht, de loyaliteit een prijs. Het was een tijd waarin informatie nog moest worden verdiend, niet gedownload.
Ambachtelijk
Die spionnen – George Smiley, Alec Leamas – waren monniken van het geheim. Ze studeerden mensen zoals anderen boeken lezen. Ze observeerden gebaren, accenten, gewoontes. Hun opleiding duurde jaren, hun opdrachten soms een heel leven. Een goede spion verdween in zijn alias, leefde als een slapende cel in een vreemd land, wachtend op dat ene bericht dat hem zou wekken. Het was een ambacht, bijna een vorm van geestelijke discipline. De vijand was duidelijk, de grenzen tastbaar.
Vandaag is dat allemaal opgelost in de wolk – letterlijk. De regenjas is ingeruild voor een hoodie, de typemachine voor een laptop, het geheime dossier voor een gedeelde drive. De nieuwe spion is niet meer de eenzame man aan de overkant van het IJzeren Gordijn, maar een netwerk van tijdelijke werkers verspreid over de wereld. Freelancers, clickworkers, microtaskers. Ze worden ingehuurd via platforms die zweren bij efficiëntie en schaalbaarheid. De oude inlichtingendienst heeft plaatsgemaakt voor een marktplaats van opdrachten, waar je met één klik de digitale equivalent van een observatiepost kunt inrichten.
Free-lance
Een fotograaf krijgt via een freelance-website de opdracht om “architecturale details” van een onbekend gebouw vast te leggen. Een student krijgt geld om LinkedIn-profielen te verzamelen van werknemers van een bepaald onderzoekscentrum. Een tolk vertaalt anonieme documenten zonder te weten waar ze vandaan komen. Op het eerste gezicht volstrekt legale klussen – tot je beseft dat ze samen één verhaal vormen, dat elders door iemand wordt gelezen.
Dat is het nieuwe gezicht van spionage: verspreid, modulair, onbewust. De klassieke spion was als de Londense taxichauffeur die het stratenplan van de stad moest kennen – The Knowledge, het symbool van toewijding en vakmanschap. De moderne variant lijkt meer op een Uber-rijder: verbonden met een platform, gestuurd door een algoritme, vervangbaar zodra de rit voorbij is. Waar de taxichauffeur zijn stad kende, vertrouwt de Uber-rijder blind op navigatie. Waar de klassieke spion zijn morele kompas cultiveerde, volgt de nieuwe gewoon de workflow.
Platformdenken
De gig-economie is intussen het nieuwe normaal geworden, en ze werkt met dezelfde logica: fragmentatie, flexibiliteit, onzichtbaarheid. Dezelfde structuren die maaltijden, ritten en pakketjes verdelen, kunnen net zo goed worden ingezet voor inlichtingen, beïnvloeding of desinformatie. Alles is een dienst geworden – ook het geheim. De markt heeft de spionage ontdekt, en dat is misschien haar meest subtiele overwinning.
Platforms noemen het “open source intelligence”, een neutrale term die de illusie wekt van transparantie. Maar wat betekent openheid nog als niemand weet wie de opdrachtgever is? We leven in een wereld waarin informatie vrij rondzweeft, maar haar bestemming verborgen blijft. Waar de klassieke spion worstelde met loyaliteit, worstelt de moderne freelancer met onwetendheid. De ene wist te veel, de ander weet juist te weinig.
Het grote nieuws…
En ergens in die spanning sluimert iets ongemakkelijks. Want als elke taak te koop is, en elk talent inzetbaar, wie blijft er dan nog buiten het spel? Wie zegt dat jouw onschuldige vertaling, je foto-opdracht, je data-analyse niet onderdeel is van een grotere operatie? We klikken, leveren, uploaden – en weten niet voor wie. De geheimhouding is niet verdwenen, ze is gedistribueerd.
De oude wereld van Le Carré was moreel grijs, maar tenminste nog menselijk. Tegenwoordig is spionage een bijverdienste, verstopt tussen designklussen en food deliveries. De romantiek is verdwenen, maar de complexiteit is toegenomen. Misschien zou Le Carré, als hij vandaag nog leefde, zijn personages niet meer in achterkamertjes laten fluisteren, maar achter laptops in coworkingruimtes laten typen. De strijd zou niet langer gaan tussen ideologieën, maar tussen platformen. En de vraag zou niet meer zijn wie de vijand is, maar wie de data bezit.
We zijn allemaal een beetje spion geworden – niet uit overtuiging, maar uit systeemdwang. De gig-economie heeft ons geleerd dat arbeid zonder context normaal is. Dat opdrachten geen achtergrond hoeven te hebben, zolang ze maar betaald worden. Maar ergens, in die eindeloze keten van microtaken, leeft nog een oude echo van Smiley’s melancholie: het besef dat kennis zonder betekenis geen verlichting is, en dat het ergste geheim misschien wel is dat niemand meer weet dat hij meedoet.
@cnn Britain’s foreign intelligence service, MI6, is launching a new online portal called Silent Courier, aimed at using the dark web to entice potential spies to send it secrets, particularly targeting Russia. #CNN #News
♬ original sound – CNN